MELKKLIERGEZWELLEN
MELKKLIERGEZWELLEN
Melkkliergezwellen zijn vaak voorkomende gezwellen bij de
hond. Ze kunnen zowel goed- als kwaadaardig zijn. Bij oudere
teven voelen we knobbeltjes onder de buik in de buurt van
de tepels.
Voorkomen
De aandoening komt uitsluitend bij teven voor. De dieren
zijn vaak van middelbare leeftijd (+/- 7 jaar) als de eerste
knobbeltjes ontstaan. Honden die jong gesteriliseerd zijn,
dat wil zeggen voor de derde loopsheid, lopen veel minder
risico. Dieren die veel met antiloopsheid preparaten (prikpil
bijvoorbeeld) behandeld zijn hebben meer kans op problemen.
Het maakt niet uit of de teven jongen gehad hebben.
Oorzaak
De oorzaak is, zoals bij ieder gezwel, een ontsporing van
de normale celgroei. De groei van cellen wordt door het lichaam
strak in de hand gehouden. Er mogen er niet te veel of te
weinig zijn. Bij tumoren gaat de groei ongeremd door met alle
gevolgen hiervan. Dat hormonen bij het ontstaan van melkkliergezwellen
een belangrijke rol spelen blijkt uit het feit dat jong gesteriliseerde
teven bijna nooit gezwellen krijgen, terwijl niet gesteriliseerde
dieren vaak tumoren ontwikkelen.
Het geven van extra hormonen (antiloopsheidmiddelen) doet
het risico toenemen. Diagnose Het is niet zo moeilijk om vast
te stellen of een dier gezwellen in de melkklieren heeft.
Onder de buik zijn dan in de buurt van de tepels onderhuidse
knobbels voelbaar.
Het is helaas niet mogelijk om aan de buitenkant te zien of
een knobbel goed- of kwaad-aardig is. Een extra probleem is
dat melkkliergezwellen goedaardig kunnen beginnen, maar later
toch kwaadaardig kunnen worden. Bij het onderzoek letten we
op de grootte, plaats, aantal en verplaatsbaarheid van de
knobbels. Het is mogelijk om door middel van naaldbiopten
te onderzoeken om wat voor soort gezwel het gaat. Nadeel is
dat het gezwel uit verschillende weefsels kan bestaan en daardoor
alleen het goedaardig weefsel aanprikt. Bij een goedaardig
gezwel is er bovendien kans dat als het blijft zitten het
later toch nog ontaardt. Reden voor ons om in de meeste gevallen
de hele tumor weg te nemen. Hiernaast controleren we lymfeklieren
en longen op eventuele uitzaaiingen. Dit kan door voelen,
het wegnemen van kleine stukjes weefsel met een naald, of,
bij de longen door middel van röntgenfoto's.
Behandeling
Als er al uitzaaiingen aanwezig zijn is genezing niet meer
mogelijk. In sommige gevallen is het wel mogelijk om door
een operatie of een chemokuur het leven van de patient te
verlengen en de pijn te verlichten. Helaas is het niet mogelijk
om met zekerheid vast te stellen dat er geen uitzaaiingen
zijn. In een vroeg stadium zijn ze zo klein dat ze niet op
te sporen zijn. Zijn er geen uitzaaiingen te vinden, dan is
behandeling zinvol. Zeker bij kwaadaardige tumoren geldt dat
hoe eerder ze weggehaald worden, des te groter de kans op
genezing is. Het is een fabeltje dat gezwellen harder gaan
groeien als er aan geopereerd wordt en dat je ze daarom beter
kunt laten zitten. Bij de operatie worden de tumoren met omringend
weefsel ruim weggenomen om zeker te zijn dat al het afwijkende
weefsel verwijderd is. Meestal zullen we proberen om een complete
melklijst te verwijderen. Dit betekent dat we alle melkklieren
aan een kant wegnemen. Op deze wijze voorkomen we dat we weefsel
laten zitten wat ook kan ontaarden en een nieuwe operatie
noodzakelijk maakt. Bij de meeste dieren is het technisch
niet mogelijk in een operatie beide kanten te behandelen.
Mocht het toch nodig zijn om beide zijden te verwijderen doen
we dit in twee operaties met 6 weken tussentijd, zodat de
wond eerst kan genezen. Eventueel kan de operatie worden gecombineerd
met een sterilisatie. Zo wordt voorkomen dat de hond later
nog een baarmoederontsteking kan krijgen (een veel voorkomende
kwaal bij oudere teven). Bovendien is een volgende melkklieroperatie
dan makkelijker, omdat het klierweefsel kleiner wordt. Het
helpt echter niet meer om nieuwe gezwellen te voorkomen.
Complicaties
Iedere operatie kent zijn problemen. Bij melkklieroperaties
zien we nog wel eens wat problemen met de wondgenezing. Gezien
de grootte van de operatiewond is dit niet vreemd. Soms zien
we een ophoping van onderhuids wondvocht. Dit laat zich goed
behandelen. Bij kleine hoeveelheden vocht zuigen we het met
een spuitje weg, bij grotere hoeveelheden plaatsen we een
drain (een slangetje). Een ander probleem zijn wondinfecties.
Deze ontstaan vaak doordat de dieren aan de wond likken, waardoor
de wond ontstoken raakt. Het likken kan worden voorkomen door
het dier een kap om te doen. Dit vinden ze niet leuk, maar
het is beter dan wekenlang een ontstoken wond te hebben.
Vooruitzichten
De vooruitzichten voor een teef na behandeling zijn afhankelijk
van het soort gezwel wat is weggehaald. Bij een goedaardig
gezwel zijn er geen problemen te verwachten, maar bij kwaadaardige
gezwellen is er altijd kans op aangroei van het gezwel (als
het niet geheel verwijderd was) of uitzaaiingen. Een zinvolle
uitspraak over de aard van het gezwel is alleen mogelijk als
het opgestuurd is voor weefselonderzoek. Uitzaaiingen zijn
in een vroeg stadium helaas op geen enkele wijze aan te tonen.
De aanwezigheid hiervan wordt soms pas na maanden duidelijk.
Zijn er uitzaaiingen dan zijn de vooruitzichten voor de patiënt
ronduit slecht. Genezing is niet meer mogelijk en de tijd
die het dier nog rest is kort.
Samenvatting
Constateert u bij uw hond diktes in de buurt van de tepels,
neem dan contact op met uw dierenarts. Als er vroeg wordt
ingegegrepen zijn de kansen op herstel het grootst. In overleg
met uw dierenarts kunt u bepalen wat voor uw dier de beste
behandelingsmethode is. Afwachten heeft geen zin, gezwellen
verdwijnen nooit vanzelf.
|