Artikel
uit de krant BN / DeStem door Imgard Breugelmans 05-08-1998
beeldhouwer met levend spul
ROOSENDAAL - Om
toegelaten te worden tot het Norbertuslyceum moest Jacques
Meesters (1 925) een opstel schrijven. Hij kon kiezen
uit vijf onderwerpen, zoals 'Voor het eerst naar
zee of Een dagje naar de dierentuin'.
Maar de boerenzoon had de zee nog nooit gezien
en de dierentuin al helemaal niet. Daarom besloot hij
het onderwerp Toekomstdromen
te nemen. Geëmotioneerd deed de jongen uit de doeken
dat hij ervan droomde dierenarts te worden."Als ik voor
het toelatingsexamen gezakt was, was ik gewoon boerenknecht
geworden", zegt Meesters kalm.
|
|
Jacques Meesters heeft zijn
parkachtige tuin zelfaangelegd. Noodgedwongen heeft
de gepensioneerde dierenarts nu een andere hobby
gevonden: het opschrijven van jeugdherinneringen.
FOTO CON CLASQUIN |
|
Ook geen ramp.
Maar de wens kwam uit en het opstel van zestig jaar geleden
is uitgegroeid tot een autobiografie. Het boekje, met de kinderlijke
titel "Ik wil dierenarts worden" gaat grotendeels
over het (boeren)leven op het Roosendaalse platteland, vanaf
de jaren twintig tot halverwege deze eeuw. Vooral oudere
RoosendaIers zullen met een glimlach de belevenissen lezen
van de gepensioneerde dierenarts.
Hij
groeide op op boerderij De Zandhoeve, de plek waar nu zwembad
't Zand staat. Landgoed Visdonk was zijn speeltuin,
ook al hingen er overal bordjes verboden toegang. Hij bouwde
hutten, viste, hing rond bij het Rozenven, het Snolleven en
het Klokven, jatte pruimpjes bij de boer en zwierf over de
heide waar in het vroege voorjaar, als de zon opkwam, tientallen
korhoenders hun baltsdans uitvoerden.
Om
invulling te geven aan zijn leven, besloot Meesters twee jaar
geleden deze jeugdherinneringen toe te vertrouwen aan de computer,
een afdankertje van zijn zoon. Door de ziekte van Parkinson,
waar. hij al jaren aan lijdt, kon hij namelijk niet meer werken
in zijn zelf aangelegde, prachtige tuin.
"De
verhaaltjes die ik had geschreven, las ik voor aan mijn kleinkinderen
en het viel me op hoe gefascineerd ze zaten te luisteren.
Tegelijkertijd begon mijn kindertijd weer tot leven te komen",
vertelt Meesters bedachtzaam, gekleed in een wilde-dierenblouse.
Toen hij bijval kreeg van een volwassen publiek, besloot hij
het boek uit te geven. Daarbij koos hij voor het pseudoniem
Jacques van 't Sterrebos. "Als het een flater wordt, bezorg,
ik er mijn familie geen last mee", grapt hij.
Onderwijzer
Naast
de natuurbeschrijvingen en de belevenissen op het platteland
beschrijft Meesters hoe hij dierenarts werd. Veel heeft hij
te danken aan meneer Braat, zijn onderwijzer van de zesde
klas die zijn vader precies kon vertellen welke scholen de
kleine Jacques nodig had om veearts te worden. Bij deze meneer
Braat haalde hij goede cijfers, maar de hoofdonderwijzer probeerde
hem in de 'doorleerklas' te dwarsbomen door hem expres een
laag cijfer voor rekenen te geven. Dankzij een acht voor bovengenoemd
opstel over zijn toekomstdroom, werd Meesters toegelaten tot
het lyceum, een niet zo'n prettige periode in zijn leven.
Ik was de enige boerenzoon uit deze omgeving die naar
het lyceum ging. Op de eerste de beste schooldag werd ik uitgelachen
om mijn fiets, zo een met een recht stuur. Drie maanden heb
ik die fiets, die m'n vader voor een tientje op de kop had
getikt, bij de kruidenier tegenenover de Sint Josephkerk geparkeerd.
Dan konden ze me er niet meer mee pesten.
Toch
heeft Meesters zich nooit op de kop laten zitten. Als een
klasgenootje of een docent hem het bloed onder de nagels vandaan
haalde, timmerde hij erop los. Zo heeft hij meester Reinders,
beter bekend als de snotvreter, eens met fiets
en al in de wei van vrouw Jacobs geduwd. Dat deed hij omdat
de leraar een geliefde broche van hem afpakte.
De
keerzijde van zijn agressieve gedrag was wel dat Meesters
als kind veel te laat een bril kreeg, "Ik had min zeven en
min acht, maar mijn ouders waren bang dat ik glas in
mijn ogen zou krijgen."
Oorlog
Tegelijkertijd
heeft hij door zijn felle karakter en zijn doorzettingsvermogen
de studie in Utrecht kunnen halen. Het diploma van het lyceum
kreeg hij cadeau dankzij de oorlog. Dat was een geschenk uit
de hemel, zegt Meesters, want in die oorlogsjaren had hij
onvoldoende onderwijs gehad. "Sommige leraren waren officier,
anderen zaten ondergedoken of waren gevangen genomen.
Het is wel jammer dat ik een slechte opleiding heb gehad.
Voor scheikunde bijvoorbeeld hadden we drie boeken.
Daarvan heb ik er maar eentje doorgenomen, de
twee andere heb ik nooit gezien."
Op
de universiteit van Utrecht, waar Meesters de studie diergeneeskunde
volgde, voelde hij zich veel meer op zijn gemak dan
op het lyceum. Hij studeerde hard en 's winters hielp hij
dierenartsen in Brabant met het inenten van de veestapel tegen
tuberculose, een onderdeel van de Marshall-hulp. "Zo kon ik
mooi een centje bijverdienen en alvast de praktijk meemaken.
In
de zomer vin 1952 vestigde Meesters zich als dierenarts in
de stad, naast Van Leengoed. "Omdat ik veel tijd had in het
begin, kon ik nauwkeurig een zieke koe onderzoeken. Daardoor
kreeg ik steeds meer patiënten te behandelen. Mijn vrije
vestiging betekende ook dat ik dag en nacht klaar moest staan.
Meesters heeft in de vijfendertig jaar dat hij zijn beroep
uitoefende veel zien veranderen.
Agenda
"In
het begin van de jaren vijftig belde een boer een dierenarts
als zijn koe ziek was. Nu werken dierenartsen juist preventief
. Ze hebben een dikke agenda vol met afspraken, leggen bedrijfsvisites
af en rekenen in uren. Dat heb ik nooit gekund. Doordat het
werk zakelijker is geworden, is ook de romantiek verdwenen.
Vroeger had je nog de tijd om met de boer een praatje te maken
en je buikje vol te eten met kersen.
Dierenartsen
hebben het in de loop der tijd ook steeds drukker gekregen:
niet alleen door de toename van de veeteelt, maar ook omdat
steeds meer mensen bij hen aankloppen voor hun huisdieren.
Toen Meesters in 1985 plaatsmaakte voor zijn zoon, werkten
er vijf dierenartsen in de oorspronkelijke tweemanspraktijk
die hij met zijn collega Bartels in 1974 had opgezet. Inmiddels
zijn dertien fulltime dierenartsen verbonden aan dierenhospitaal
Visdonk en twee parttime, ingenieurs op het onderzoekslaboratorium.
Hoeveel
dieren hij ter wereld heeft gebracht, weet Meesters niet.
Wel heb ik het aantal keizersnedes bijgehouden: rond de honderd
per jaar. In februari begon dat, want vroeger kalfden de koeien
in de winter. Soms deed ik wel drie keizersnedes per etmaal,
een klusje waar ik mijn hand niet meer voor omdraaide. Een
beeldhouwer zou dat ook wel kunnen, alleen werken wij met
levend spul. Het boek "Ik wil dierenarts worden"
is voor 25 gulden te koop bij het dierenhospitaal Visdonk.
|